Cover-up van pedonetwerken
Met de verdwijning van Nathalie en Stacy in Luik worden we met onze neus weer pijnlijk op de naakte feiten gedrukt. Naar alle waarschijnlijkheid is de vermissing het werk van een pedofilienetwerk bestaande uit hooggeplaatsten die, beschermd door het Belgische politie- en justitie-apparaat, vrij spel hebben. Er is sprake van een macaber grensoverschrijdend spel.
door Thomas Deflo
Ravage Digitaal 22 juni 2006
Bijna elf jaar geleden begon de Belgische nachtmerrie rond de Dutroux-affaire. Opnieuw houdt België haar adem in. Dit maal gaat het om de spoorloze verdwijning van Nathalie en Stacy uit het Belgische Luik. De 10-jarige Nathalie Mahy en haar 17-jarige halfzusje Stacy Lemmens verdwenen in de nacht van vrijdag 9 op zaterdag 10 juni. Tientallen agenten hebben sindsdien alle denkbare plaatsen uitgekamd.
De verdwijning van de meisjes herinnert ons pijnlijk aan het pedofiliehoofdstuk in België. Amper twee maand geleden kwam Michel Nihoul vrij onder voorwaardelijke invrijheidstelling. Nihoul wordt naast Marc Dutroux gezien als dé hoofdverdachte in het onderzoek naar de bende-Dutroux. Hij is een man met tal van politieke, zakelijke en criminele contacten
De ouders van de vermiste kinderen.
Het lijkt wel alsof de kindontvoerders sinds de vrijlating van Nihoul nieuwe moed hebben verzameld en ons willen herinneren aan hun invloed. Het is onwaarschijnlijk dat Stacy en Nathalie levend terug zullen worden gevonden. Andere meisjes zoals de 9-jarige Estelle Mouzin, die op 9 januari 2003 in Noord-Frankrijk verdween, blijven vermist. Slachtoffers van pedofilienetwerken zijn overgeleverd aan de zielloosheid van hun misbruikers, vooral als ons gerechtelijk apparaat zelf moreel en seksueel corrupt blijkt.
Pedofilienetwerken met 'hooggeplaatsten' bestaan wel degelijk in verscheidene landen en verrichten gelijkaardige gruweldaden. We behandelen hieronder achtereenvolgens België, Australië en de Verenigde Staten. Maar pedofielen op hoge plaatsen opereren ook in Groot-Brittannië en Portugal. Een gemeenschappelijk kenmerk is dat de betrokkenen de doofpot in stand kunnen houden dankzij hand- en spandiensten van corrupte elementen binnen de gerechtelijke- en inlichtingendiensten.
De georganiseerde seksuele wandaden zijn van een onvermoede perversie. De betrokkenen geven zich over aan verkrachtingen, marteldaden en zelfs moorden van jonge mensen. De taferelen worden soms gefilmd in zogeheten snuff movies. Er zijn satanische rituelen mee gemoeid. Uitgenodigde gasten worden in de val gelokt, gefilmd en indien nodig gechanteerd. Het ontstellende is niet enkel dat dit soort ziekelijkheden werkelijk gebeurt, maar dat er vaak een goed geoliede organisatie achter schuil gaat.
Getuigen sterven
In augustus 1996 slaagt onderzoeksrechter Jean Marc Connerotte er op heroïsche wijze in uit de kelder van Marc Dutroux twee ontvoerde kinderen te bevrijden. Connerotte volgt in zijn onderzoek de piste van de netwerken. Hij wil uitstrijkjes en DNA van de lijken van de vermoorde kinderen analyseren. Zijn superieuren laten dat echter niet toe: Connerotte wordt omwille van een futiliteit van het onderzoek gehaald en vervangen door een debutant. Niet het pedofiel netwerk rond Nihoul, maar Marc Dutroux moet de focus worden van het onderzoek.
Proces Marc Dutroux
Dat het pedofilieproces absoluut de piste van de netwerken niet mocht inslaan, wordt duidelijk wanneer verscheidene cruciale getuigen in de aanloop naar de rechtszaak in vreemde omstandigheden om het leven komen. In chronologische volgorde:
Francois Reyskens zei begin juli 1995 informatie te hebben over de verdwijning van Julie en Mélissa. Nog voor hij het politiebureau kon bereiken werd hij door een trein overreden.
Bruno Tagliaferro, een ijzerventer uit Charleroi en kennis van Dutroux, liet weten dat hij info kon verschaffen over de auto waarin Julie en Mélissa werden ontvoerd. Hij zei ook een lijst te bezitten van namen die met Dutroux verbonden waren. Hij werd op 5 november 1995 dood aangetroffen, schijnbaar na een hartstilstand.
Zijn vrouw Fabienne Jaupart kon dat moeilijk geloven en zocht een secundaire lijkschouwing. Bloedstalen zouden hebben aangetoond dat haar man vergiftigd werd. Kort daarop werd ook zij echter dood aangetroffen, half verbrand achtergelaten op een nasmeulende matras. Op de matras werden sporen van een brandversneller gevonden. Het essentiële spoor van de autozwendel wordt verder efficiënt van het proces afgesplitst door algemeen openbaar aanklager Anne Thilly. Die heeft er veel voor over om het proces te dwarsbomen.
Simon Poncelet, politiespeurder naar dezelfde autozwendelpiste werd op 22 januari 1996 neergeschoten. Vader Poncelet benadrukt dat hij in de moord op zijn zoon een verband ziet met het Dutroux-proces.
Brigitte Jennart, tandarts van Michel Nihoul en diens vrouw Anne Bouty, pleegt zogezegd zelfmoord op 5 april 1998. Jennart is wellicht de belangrijkste omgekomen getuige. Ze wist dat het paar-Nihoul een zwendel onderhield met Afrikaanse vluchtelingen waarin pedofilie een sleutelrol speelde.
Anna Konjevoda meldt zich in 1996 tijdens de opsporing van de meisjes telefonisch aan als getuige. De vrouw weet meer over het verband tussen de ontvoeringen van de kinderen en de autozwendel in Charleroi. Op 7 april 1998 wordt ze uit het kanaal van Luik gevist. Een autopsie wijst uit dat ze door wurging is omgekomen.
Guy Goebels, politiespeurder naar de verdwijning van Julie en Mélissa pleegt met zijn dienstwapen op 25 augustus 1995 officieel zelfmoord. De ouders van de meisjes kenden de speurder goed en achtten moord waarschijnlijker.
Jean Marc Houdmont, kennis van Dutroux, sterft op 25 februari 1997 in een auto-ongeluk, terwijl hij op weg was naar Namen om zijn getuigenis over Dutroux af te leggen.
Cover-up
Het merendeel van bovenstaande getuigen belde zijn of haar belangrijke nieuws door aan de rijkswacht of de rechtbank alvorens kort daarop het leven te laten. De opzettelijk gebrekkige mate waarmee het onderzoek naar deze sterfgevallen werd behandeld, en de vrijwel volledige mediastilte over deze overleden getuigen, is veelzeggend.
Een gebroken Jean-Marc Connerotte vatte het tijdens zijn verschijning op het Dutroux-proces goed samen: er zou nog nooit zo veel energie zijn verspild aan het tegenwerken en -houden van een onderzoek. Hijzelf kreeg van politie te horen dat er huurcontracten klaar lagen om indien nodig de magistraten uit te schakelen. Connerotte zelf moest getransporteerd worden in een kogelvrije auto. Nihoul genoot volgens hem dan weer van een zekere onaantastbaarheid.
De cover-up wordt bevestigd door een getuigenis van een bekend slachtoffer van de pedofilienetwerken. Tijdens de arrestatie van Dutroux herkent pedofilieslachtoffer Regina Louf op de televisie Michel Nihoul als één van de kinderbeulen die ze over haar heen kreeg. Volgens haar had Nihoul een centrale rol gespeeld in het organiseren van de Roze Balletten: bijeenkomsten in de jaren '80 waarbij minderjarige meisjes door verscheidene heren gruwelijk werden misbruikt.
Michel Nihoul
Regina getuigt dat Michel Nihoul samen met Anne Bouty in 1984 de rituele moordenaars waren van een ander slachtoffer, Christine Van Hees. Ze beschrijft alle details van de moord exact zoals de onderzoekers die hadden uitgepluisd. Regina kende ook de slachtoffers van het netwerk Carine Dellaert en Catherine De Cuyper en verscheidene andere vermoorde meisjes.
Regina herkende tijdens haar mishandeling bekende politici; ze vernoemt hooggeplaatste rechters, politieofficieren en zakenlui. De ondervragingen van Regina brengen namen naar boven als Paul Van den Boeynants, Maurice Lippens, Melchior Wathelet, Wilfried Martens, leden van het koningshuis en verscheidene anderen. De originele (schokkende) politieverhoren van Regina als getuige X1, alsook die van X2 en X3, inclusief de namen van de deelnemers en hun perversies, zijn uitgelekt op het internet.
Michel Nihoul rolde tijdens het onderzoek enkele keren zijn spierballen en vernoemde inderdaad Paul Van den Boeynants. Nihoul was ooit diens campagnefinancier en hield zich op in dezelfde neofascistische milieus rond het CEPIC.
Dat de notabelen met hun naam genoemd worden als aanwezigen op de seksfuiven betekent niet dat al deze mannen wrede pedofielen zijn. Sommigen kunnen door Nihoul met valse beloften in de val zijn gelokt om vervolgens met minderjarigen op compromitterende foto's of video's te belanden. De chantagetactiek van Nihoul was inherent aan zijn organisatie en was lucratief.
Aan buitenlandse media zoals der Spiegel en Canal+ trachtte Nihoul meermaals de verkoop van compromitterende foto's te regelen om zo zijn woorden kracht bij te zetten. Indien Nihoul inderdaad dergelijk materiaal bezat, valt het te begrijpen waarom de netwerkpiste rondom zijn persoon in de pan werd gesmoord; men heeft zijn chantagespel meegespeeld.
Dat valt echter onmogelijk goed te keuren: de verdwijning van weer twee nieuwe meisjes in Luik indiceert wellicht dat de pedofilienetwerken onverminderd hun misdaden voortzetten. Het is raadzaam dat heren die van dergelijke perversies genieten in eigen hart kijken en beseffen dat ze fout zijn.
Australië
Dat geldt ook voor pedofielen aan de andere kant van de wereld. Dr. Reina Michelson is de directeur van het Child Sexual Abuse Prevention Program (CSAPP) in Victoria, zuid-Australië en sinds decennia bekroond voorvechtster van kinderrechten over de hele wereld.
Haar verhaal begint in 1995 wanneer ze de alarmbel rinkelt over pedofilienetwerken die worden gerund vanuit een kostschool in Victoria en een dagopvangcentrum in Melbourne. Geen van deze zaken wordt opgehelderd. Sindsdien ontmoet Dr. Michelson regelmatig gelijkaardige slachtoffers die getuigen van sadistische praktijken met kinderen van twee tot veertien jaar oud, tot en met het onderwijl draaien van pedofiele pornofilms en zelfs het vermoorden van kinderen. Dit onrecht stamt reeds uit de jaren '80 en duurt ongestraft voort.
Mediamagnaten, zakenlui tot en met verscheidene politici worden door pedofilieslachtoffers bij naam genoemd als deelnemers aan deze wanpraktijken. Niemand wordt vervolgd. De cover-up in Australië is dan ook extensief.
Zo wordt de zaak in verband met een kinderopvangcentrum in Mornington, met kindermisbruik op minstens negentien jonge kinderen, door de politie van Victoria totaal verwaarloosd. Noch de ouders, noch de slachtoffers worden zelfs maar één keer door de instanties verhoord.
De klacht in april 2002 tegen een mediamagnaat uit Melbourne die een drie jaar oude jongen herhaaldelijk verkrachtte - misbruik dat werd geconfirmeerd door het Royal Children's Hospital's Gatehouse Centre - wordt twee dagen later al geseponeerd.
De klacht in maart 2004 van een pedofilieslachtoffer uit de jaren '80 tegen een bekende tv-persoonlijkheid wordt door de politie van Victoria later in het jaar kortweg vernietigd. En een pedofiele onderwijzer in Melbourne geeft nog steeds les in het secundair onderwijs. Hij werd nooit verhoord of gestraft.
De doofpot-operatie van het Australisch pedofilienetwerk heeft alles te maken met de medeplichtigheid van de veiligheidsdiensten. Verscheidene slachtoffers getuigen dat ze bij bepaalde gelegenheden door politieofficieren zelf werden misbruikt. Hetzelfde staat te lezen in een brief gericht aan het CSAPP uit april 2004 van een vrouw die getuigt hoe hooggeplaatste politieambtenaren in Victoria van de lokale kinderprostitutie gebruik maakten. Deze vrouw wordt door politiepatrouilles geïntimideerd en vreest 'gezelfmoord' te zullen worden. Ook Dr. Michelson wordt niet gespaard: bij haar werd ingebroken, een familielid werd bedreigd en zijzelf is regelmatig het voorwerp van intimidaties.
We herkennen hetzelfde fenomeen in België. Marie-France Botte, een internationaal befaamde Waalse kinderrechtenactiviste, en fervent aanklaagster van pedofilienetwerken, spreekt in augustus 1996 van bescherming van hooggeplaatste pedofielen. Haar vereniging wordt voortdurend ondermijnd en moet uiteindelijk de deuren sluiten. Ze trachtte zich eind 1998 zogezegd te zelfmoorden door een brandend middel in te slikken.
Gina Pardaens, Vlaamse kinderrechtenactiviste, komt om bij een verkeersongeval in november 1998. Ze onderzocht de verdwijning van kinderen binnen een pedofilienetwerk en was net voor haar dood op informatie gestoten in verband met het netwerk van Nihoul. Voor haar ongeval werd ze bij herhaling geïntimideerd via telefoon en op de openbare weg.
Verenigde Staten
Paul Bonacci klaagt in 1999 een reeks notabelen aan in Nebraska voor het misbruik dat hij tijdens de jaren '80 als pedofilieslachtoffer onderging. Hij beschuldigt met naam genoemde vooraanstaanden uit het politie-apparaat, de zakenwereld, de media, de kerk en de plaatselijke school voor weeskinderen. De zwarte Republikein Larry King, manager van het Community Federal Credit Union in de stad Franklin, zal veroordeeld worden tot het betalen van één miljoen dollar schadevergoeding.
Dit proces, net zoals in België en Australië, toont aan hoeveel vertegenwoordigers van de staatsstructuur aan het kindermisbruik deelnemen. Een terugkerend thema is blijkbaar ook het profiteren van scholen, opvangcentra en weeshuizen om kinderen te ronselen, en dat kinderen vanaf jonge leeftijd worden 'geconditioneerd' om het misbruik als normaal te beschouwen. Het proces in Nebraska doet oude wonden openrijten. Een onderzoek van het onderzoekscomité in Franklin toont aan dat het kindermisbruik dateert van 1984 en waarschijnlijk zelfs van vroeger.
Lisa, een meisje uit Franklin dat op haar veertiende in dit pedofilienetwerk werd geduwd, ondergaat een FBI-leugendetectortest, omdat haar getuigenis zo schokkend is. Ze vertelt dat ze als 14-jarige samen met minderjarige jongens door eerder vermelde Larry King naar een seksfeest in Chicago werd getransporteerd, en daar onder meer toenmalig presidentskandidaat en CIA-directeur George H.W. Bush herkende. Dat staat onder andere te lezen in een befaamde biografie over de president. De leugendetectortest wijst uit dat Lisa de waarheid spreekt.
Eerdere onderzoeksartikels uit de New York Times van 15 en 22 december 1988 doen uit de doeken dat minderjarigen van Franklin tot in Washington sinds jaren verplicht werden sadistisch getinte seksuele diensten te verlenen aan vooraanstaande pedofielen. Op 29 juni 1989 verschijnt een artikel in de Washington Times getiteld 'Onderzoek naar Homoseksuele Prostitutie strikt VIP's rond Reagan, Bush'.
In het artikel wordt beschreven dat jonge prostituees zijn meegevoerd tot in het Witte Huis en misbruikt werden tijdens perverse feestjes met de meest hooggeplaatste politici, militairen, en zakenlui. Craig J. Spence, een homoseksuele Republikeinse lobbyist, had daarbij minstens bij één gelegenheid minderjarigen in het Witte Huis binnengeloodst.
Craig Spence is een spilfiguur in de seksschandalen rond Washington. Het is een Amerikaanse versie van Michel Nihoul. Hij organiseerde elitaire seksfuiven in zijn eigen buitenverblijf waarbij tal van hooggeplaatste deelnemers discreet werden gefilmd en de videotapes werden bewaard. Zoveel blijkt uit een Washington Times follow-up artikel van 30 juni 1989. Craig Spence zou tot een vriend gezegd hebben: 'Ik heb jongens en meisjes nodig voor mijn feestjes met regeringsleden, hooggeplaatste zakenlieden, andere individuen, al wat zich aandient.'
Interessant voor de gelijktijdige schandalen van de Roze Balletten en de Bende van Nijvel in België is dat de chantagepraktijk volgens Spence een langdurige CIA-operatie was waarbij call boys en minderjarigen systematisch geronseld werden om vervolgens in compromitterende feestjes met binnen- en buitenlandse gasten te figureren. De lobbyist annex pooier liet daarbij verstaan dat hij uiteindelijk wellicht door de CIA zou verraden worden en zou omkomen in een schijnzelfmoord. Hetgeen ook gebeurde.
Synthese
Het filmen van vooraanstaanden in seksueel getinte taferelen is een efficiënte chantagetechniek die door inlichtingsdiensten overal ter wereld wordt gehanteerd. Craig Spence zette dit middel in als machtselement voor de CIA. Het is bekend dat Michel Nihoul tijdens dezelfde periode zijn Roze Balletten systematisch van camera's voorzag.
Het is ook bekend dat Nihoul nauwe contacten had met neofascistische personages binnen de Staatsveiligheid (Madani Bouhouche wordt op zijn feestjes gezien), en dat de Staatsveiligheid in de jaren '80 zo'n beetje in onderaanneming bij de CIA werkte. Simultaan zijn in België leden van de Staatsveiligheid betrokken bij de organisatie van de Bende van Nijvel en het aansturen van de CCC, een terroristische groepering uit de jaren '80.
Het schrijnende decennia-lange kindermisbruik in België, Australië, en de Verenigde Staten toont aan hoe pedofilieslachtoffers en kinderrechtenactivisten door het veiligheidsapparaat zelf worden geïntimideerd en bedreigd. Intimidaties die gebeuren op een systematische en deskundige wijze.
Indien chantage of intimidatie niet succesvol zijn, oefent het uitvoerend netwerk rond de machtige pedofielen zwaardere middelen uit. Kinderrechtenactivisten worden geïntimideerd of vermoord. Cruciale getuigen worden professioneel geliquideerd. Het indiceert dat corrupte leden van de veiligheidsdiensten overal ter wereld actief meewerken om de cover-up van pedofiele netwerken in stand te houden.
Bron;
ravagedigitaal.org